Publicaties van Frans

Familie Tusveld, rond Johannes Theodorus Franciscus (Jan) Tusveld e Mara Anna Hendrica (Marie) Tusveld-Mulder.
Frans Tusveld, 2005

Publicatie in Rijssens Nieuwsblad, december 1997.
De familie Tusveld in context

Stamboomonderzoek: “Je rolt van de ene familie in de andere”.

“Als men het heeft over de geschiedenis van Rijssen, na de Reformatie rond 1600 (Rijssense geschiedenis) dan worden de katholieken wel eens vergeten,” zegt Frans Tusveld. Om deze motivatie heeft Tusveld een poging gedaan om de geschiedenis van de rooms-katholieken op
te duiken. Komende weken leest u zijn bevindingen in het Rijssens Nieuwsblad.

“De geschiedenis van de katholieken is ondergesneeuwd. In Rijssen is weinig bekend over de katholieken na de Reformatie. Mijn familie heeft veel betekend voor de Rijssense geschiedenis. Ik vind het jammer dat dat stuk geschiedenis nooit naar voren komt,” oppert Frans Tusveld.
Met die motivatie is hij aan de slag gegaan. Hij heeft de stamboom onderzocht van zijn familie, maar daarbij ook de geschiedenis van andere katholieke families rondom de Rozegaarde. Eerst ging Tusveld naar het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle. “Daar kreeg ik eerst van die witte handschoentjes aan, want de archiefstukken mogen natuurlijk niet beschadigen. In het archief stuitte ik op het handgeschreven kasboek van de blauwververij uit begin 1900 van mijn vader. Hij had het boek zelf geschreven.” En zo is hij begonnen met genealogie stamboomonderzoek). Tusvelds oudste broer Gerard Tusveld had zich eerder al verdiept in de geschiedenis van de familie. De stamboom met de namen en geboorte-, huwelijk- en sterftedata had zijn broer al op papier gezet. “Met die gegevens ben ik aan de slag gegaan. Ik heb de gegevens eerst verwerkt in de computer, in een speciaal programma voor stamboomonderzoek. En zo heb ik die stamboom uitgebouwd,” vertelt hij. Tusveld had altijd al een liefde voor geschiedenis. Hoewel hij economie doceerde aan de Waardenborch (Holten-Goor) , was hij in zijn vrije tijd veel bezig met geschiedenis. “De geschiedenis intrigeert me. Hoe leefden de Twentenaren? Vooral de Rijssense geschiedenis interesseert me, want daar liggen mijn roots,” aldus Tusveld. Zei Huub Oosterhuis niet: “ Leven wij niet ineen werkelijkheid die groter en onmetelijker is dan wijzelf zijn. Een werkelijkheid die wortelt in het verleden en reikt naar een nog omgrijpbare toekomst? Via onze voorvaderen –herkenbare namen_ diep uit de wereld aangewaaid, ervaren en omvatten wij iets van de wijdte en diepte van ons bestaan, van het mysterie waarin wij leven….. Wat geweest is leeft voort, rondom ons…… en in ons…… “ Dit levensgevoel heeft mij mede bezield bij het zoeken naar het verleden. En die hobby neemt hij dan ook vrij serieus. Dikke mappen met gegevens heeft hij verzameld. Zijn onderzoek gaat terug naar 1600, wat neerkomt op bijna 5000 Rijssenaren. De informatie haalde hij overal vandaan. “Ik ging naar allerlei archieven: Van het Rijssense archief in het gemeentehuis, het Deldense streekarchief, de Informatie- en Documentatie Centra
Radboud Universiteit in Nijmegen tot en met het Centrum voor Genealogie in Den Haag. Maar ook op internet is een hoop informatie te vinden,” zegt Tusveld.

De voorouders van Tusveld waren handelaren, fabriquers , boeren en arbeiders De katholieken mochten na de Reformatie niet werken bij de gemeente, bij de scholen en hadden geen kiesrecht en verkregen geen burgerrechten Daarom gingen zij het zakenleven in. “In verslagen van de Handel en Nijverheid van Rijssen (1870-1920) in Zwolle kwam ik veel stukken tegen over de familie Tusveld.”
Het zoeken naar informatie werkt verslavend. “Je komt iedere keer weer nieuwe gegevens tegen die leiden naar nieuwe informatie. Zo blijft het groeien.” Ook leuke anekdotes zijn niet uitgesloten tijdens de zoektocht. “Zo kwam ik tegen dat een Tusveld verbannen is uit Almelo.” Hij vervolgt: “En zo rol je van de ene familie in de andere. En van de ene sensatie in de andere. Het grijpt allemaal in elkaar, personen hebben allemaal onderling weer verband met elkaar.”
Tusveld heeft niet alleen informatie gevonden over zijn eigen familie. Hij heeft zich ook verdiept in het ontstaan van de textielindustrie in Rijssen en de geschiedenis van de katholieke kerk en andere katholieke gezinnen uit Rijssen in en rondom de Rozegaarde.

De opgedane informatie heeft Tusveld nog niet bekendgemaakt. “Daar is het er nog niet van gekomen,” zegt hij. Alleen aan zijn eigen familie heeft hij de familiegeschiedenis verteld. “Ik had een boekje uitgebracht met de stamboom van onze familie, naar aanleiding van een familiedag. Ik had een ‘Tusvelddag’ georganiseerd, waarbij ik een presentatie aan mijn familie heb gegeven over de geschiedenis van onze voorouders.” Verder heeft hij de bevindingen van zijn onderzoek nog niet gepresenteerd. Het Rijssens Nieuwsblad heeft de primeur. Komende weken leest u in het Rijssens Nieuwsblad iedere week een verhaal over deze geschiedenis.

Publicatie in Rijssens Nieuwsblad, januari 1998
Waar komen de Tusvelds vandaan?

Frans Tusveld heeft een genealogisch onderzoek gedaan naar zijn familie. Naar zijn mening is er weinig bekend over de katholieke Rijssense geschiedenis en over zijn familie. Iedere week leest u een deel uit de resultaten van zijn onderzoek.
Tusveld is een naam waarvan je de betekenis niet meteen begrijpt. Als je onderweg bent en je rijdt op het viaduct onder de snelweg A1 tussen Borne en Bornebroek, dan staat daar een bordje Tusveld. Zelfs in Bornebroek is er een gebied en een weg die Tusveld heet. Waar komt de naam Tusveld vandaan? En wat betekent het?

Thusvelde
De naam Tusveld is een gebiedsaanduiding. Het is de naam van het gebied tussen Zenderen en Almelo. Er werd veel getwist over het eigendomsrecht  van dit ‘tussenveld’. De grens tussen Bornebroek en Zenderen was onduidelijk. De woeste grond had veel landweren (ondoordringbare wallen). In het Twents werd het ‘tussenveld’ al snel afgekort naar ‘Tusveld’. Over het Tusveld liep de postkoetsroute van Delden naar Almelo en vanuit  Rijssen naar Enter via het landgoed Weleveld bij Borne naar Oldenzaal. Echte wegen waren er niet.  Kronkelpaden, slecht begaanbaar, zorgden voor een doorgang naar het achterland Duitsland en naar de Hanzesteden Zwolle en Deventer.Deze postwegen waren dan ook goed te beveiligen en dienden voor het controleren van de in en uitgaande personen en het heffen van tol. Vanuit de borg (versterkte boerderij) werd de controle uitgevoerd.Uit oude archieven blijkt dat de enige en oudste boerderij  die stond  op de kruising van de postkoetsroutes werd genoemd als huis ‘Thusvelde’. Deze naam is voor het eerst in de archieven terug te vinden in het jaar 1262. De mensen die hier woonden, zijn vermoedelijk  mijn voorouders.

Denstmannen
Een ander aanknopingspunt die ons naar de naam Tusveld leidt, is de boerderij ‘Weerman’. Deze boerderij werd in de 15e eeuw ‘de Tusvelder Denstman’ genoemd. Denstmannen en weermannen betekende in die tijd in Twente de edelmannen.
De Tusvelder denstmannen waren verplicht om de heer, in die tijd de Bisschop van Utrecht, te helpen met de verdediging van de gebiedsgrenzen. Ze moesten met harnas “tuich “ en “spese” of “gewere” en een ‘reisig peerd’ (een reisvaardig paard) de landsheer dienen als het noodzakelijk was. Als tegenprestatie kregen ze van hun leenheer bepaalde rechten, zoals vrijstelling van tol- en veergelden of het betalen van schattingen.

Marken
Twente was vanaf 800 ingedeeld in Marken. De marke was een ‘lichaam’ waarvan de leden de waardelen in de marke gezamenlijk bezaten. De leden hadden het recht om een bepaald aantal koeien en schapen op de gemeenschappelijke gronden te laten weiden. Ook hadden ze het recht om woeste gronde af te graven voor bemesting. Deze bestuurlijke vorm is tot 1850 van groot belang geweest.
Als het vee van de eigen Marke verdwaalde, werd het in beslag genomen. Hierdoor ontstonden wel eens grote ruzies. De inwoners van een andere marke konden tegen betaling hun vee terug krijgen. Almeloërs stonden vaak op de loer om vee van de Marke Zenderen/ Bornebroek over te brengen naar het huis Almelo. Het huis Almelo was een Twentse haverzate, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1157. Uit wraak maakten de inwoners van de marken het elkaar regelmatig lastig.
Op die plaats, tussen de Marken Bornebroek en Zenderen, gemarkeerd door landweren, leefde in 1262 dus mijn familie, Tusveld. Hierover heb ik dit fragment over een schenking van erve Lutteke Onland uit ’De verzameldende Bijdragen tot de geschiedenis van Twenthe’ van C.J.Snuif:  Fredericus, Ridder, geheeten van Arreth, die hem opdroeg het erve Sanderink in de buurtschap Volthe, par.Oldenzaal en Liffardus, genaamd Papa, een inwoner van de stad Oldenzaal, die hem opdroeg het erve Lutteke Onland, aan de stad Oldenzaal gelegen, welke beide goederen zij van den Bisschop in leen hadden gehouden, en die deez nu in vollen eigendom schonk aan Commandeur en Broeders van het Duitsche Huis te Utrecht. En opdat deze het zonder bezwaar zouden kunnen aanvaarden en de Kerk van Utrecht geen schade zou lijden, voegde zich hierbij Hendrik van Almelo, die zijne goederen Tusveld in Borne, Norde bij Delden en Becke bij Holten in ruil der bovengenoemde goederen aan den Bisschop opdroeg om ze daarna van hem in leen terug te ontvangen.”

Naar Rijssen
De 80 jarige oorlog (1568-1648 ) was voor de Twentse boeren rampzalig. Plunderingen, belegeringen, rondtrekkende huurlegers en zigeuners roofden het platteland leeg. De Staten van Overijssel, bijgestaan door de Drost van Twente, hadden geen legers en iedereen had vrij spel om te roven en te plunderen. Uit belastingcohieren uit die tijd blijkt dat platteland er verwoest en verlaten uitzag. Alleen de stadjes boden de boeren toen nog wat veiligheid.
Na het rampjaar 1672 was het de bisschop van Munster ( Bernard van Galen ) die met een voetvolk van meer dan 10000 soldaten alles meenam wat hij te pakken kreeg. Hij kreeg de bijnaam Bommenberend en Koodeef (koeiendief).
Het is niet helemaal duidelijk wat er met Thusvelde is gebeurd. Vermoedelijk is het huis in het midden van de 17e eeuw verwoest door de legers van de Bisschop van Munster. Het is wel vrijwel zeker dat de Tusvelds rond die tijd verdwenen uit Tusveld. Ze zochten daarna hun heil elders. En die vonden ze in het stadje Rijssen. Hoe het daar was in die tijd, daar leest u volgende week meer over.

Frans Tusveld.

Publicatie in Rijssens Nieuwsblad, februari 1998
De familie Tusveld vestigde zich tussen 1675 en 1700 in Rijssen. Het platteland was te onveilig geworden. Rovers, bandieten en de natuur (wolven) hadden daar vrij spel. Boeren waren meestal pachters of horigen en waren zeer afhankelijk van hun heer. Velen hadden geen bestaan meer op het platteland en vluchtten dan ook weg naar de stadjes. De nasleep van de Tachtigjarige oorlog en destrooptochten van de Munterse Bisschop met de bijnaam “Bommenberend” lieten hun sporen na in Twente ,waar bijna geen boerderij meer stond. Het platteland was leeggeplunderd en alleen de stadjes (hoewel klein) boden enige bescherming. Dit zal de reden wel zijn dat de familie Tusveld naar Rijssen trok .
In het doopsregister van de St Dyonisius kerk te Rijssen vond ik onder nr 29, geschreven in het Latijn, de taal van de RK Kerk, de tekst: “22 September gedoopt Henricus zoon van Rudolph Schutte en Joanna Tusveld, peter Egbertus Tusvelt en Hermanna”.

Rijssense families.

Vijf zeer oude katholieke geslachten die reeds meer dan drie of vier eeuwen in Rijssen woonden, waren als eerste de Meijers. Otto Meijers is als secretaris van de stad Rijssen (1643-1674) de bekendste geweest. De familie Struik als tweede. Zij kwamen via Holten en de Borkeld, waar ze turfstekers waren, rond 1750 naar Rijssen. Daar hadden ze een smederij aan de Elsenerstraat. De Koedijks zijn vanuit Ypelo van Erve Koedijk rond 1740 naar Rijssen getrokken. De Te Lintelo’s kwamen vanuit Haaksbergen van de boerderij te Lintelo in Rijssen terecht. De familie Slaghekke kreeg in 1756 burgerrecht in Rijssen. En als laatst mijn eigen familie, de Tusvelds. Zij hebben zich tussen 1680 en 1700 vanuit Het Tusveld gevestigd aan de Rozengaarde.

Burger worden.

Lang niet iedereen die in de stad woonde, was een burger van de stad. Het burgerzijn kon worden gekocht en was daardoor ook een privilege voor de welgestelden. Meestal niet voor katholieken in die tijd. Vreemdelingen werden met de grootste argwaan ontvangen. Zij brachten immers ziekten, misdaden en andere narigheid mee. Zolang vreemdelingen genoeg geld hadden, waren ze van harte welkom. Om burger van Rijssen te worden, moest je een eed afleggen, geld betalen, emmers inleveren en een stuk straat aanleggen. Het burgerrechtverlening werd nauwkeurig bijgehouden. Pas wanneer mensen burger van Rijssen zijn, mogen zij een ambacht of beroep uitoefenen en lid worden van een gilde. Er bestonden vier gilden: schoenmakersgilde, weversgilde, smedengilde en kleermakersgilde.
Het weversgilde is veruit het grootste gilde. De kleine keuterboertjes hadden allemaal een weefgetouw staan in hun boerderij om zo te zorgen voor kleding en andere producten die ze doorverkochten aan fabriquers. Toen de Franse tijd aanbrak, dus na 1800, zijn de gilden verdwenen.
Er waren grote politieke scheidslijnen tussen de katholieken en de hervormden. De arme mensen hadden niets te zeggen en moest met verschuldigde eerbied iets verzoeken aan de Hoge Heren Regenten.

Ingezetenen.

De katholieken worden in die tijd ‘ingezetenen van Rijssen’ genoemd, maar waren met enkele uitzonderingen nog geen burgers. Die titel werd namelijk slechts toegekend aan de protestantse inwoners in de Reformatietijd. De meeste katholieken moesten dan ook tot na 1760 wachten tot ze officieel de titel ‘burger van Rijssen’ konden verkrijgen en de daar aan verbonden burgerrechten, zoals het uitoefenen van een bepaald ambacht, toetreden tot de gilden en het deel nemen aan de verkiezingen. Alleen burgers konden grond kopen of pachten en alleen zij mochten hun vee laten grazen op de gemeenschappelijke weiden, net buiten de stadswallen.
In de aantekeningen van het weversgilde lezen we dat in 1782 toetraden tot het weversgilde Willem Tusveld en Jannes Tusveld en in 1790 Jan Geuzendam.

Koejans.

Jannes Tusvelt en Willem waren de zonen van Henricus Tusveld en zij zijn tegen 1700 naar Rijssen gegaan. In archiefstukken lezen we dan dat hij de bijnaam ‘Koejans’ had. Deze bijnaam heeft ruim drie eeuwen deze tak van de Tusvelds gehouden. Zowel Jannes als Willem, die trouwde met een Struik, waren fabriquers, wevers en handelaren. De Tusveldtak van Jannes is de tak van de Tusvelds van ons en Willem was de stamvader van de Tusvelds van o.a. Herman van Dikn (slager in de Grotestraat) en de Van Boxtels.
Opmerkelijk in die tijd was dat ze vooral trouwden met bekende katholieke families in Rijssen zelf. Zo komen we in ons genealogieoverzicht de volgende huwelijken tegen;
-Struik, Tusveld-Meijer, Tusveld-Jan Heedt, Tusveld-Koedijk, Tusveld-van Boxtel, Tusvel –Meinders, Tusveld-Slaghekke, Tusveld-Geerdink en Tusveld-Hodes.

Franse tijd.

Ook het politiek klimaat is aan het veranderen. Het volk dat eeuwenlang in armoede moest leven, had niets te zeggen. Als zij iets wilden verzoeken aan de Hoge Heren Regenten, moest dat met verschuldigde eerbied. Tot 1795. Het juichend volk danst en haalt de Fransen als bevrijders binnen.
De burgers van Rijssen kunnen nu hun vertegenwoordigers kiezen in het nieuwe stadsbestuur en Rijssen krijgt een Municipaliteit. Zij vertegenwoordigen de burgerij tot aan de nieuwe verkiezingen.
“1795. De Fraanske tied; Riessen krig ne Municipaliteit;

Gerrit Vlierman, Jan ter Horst sr, Jannes Tusveld ,JanVincent,
Hermannus van Boxtel, Ludolf Janssen.”
(Staat op een zuil met de geschiedenis van Rijssen op “Het Schild”).
Zij moeten het volk zweren: “Ik beloove en zweere, dat ik den post, mij heden door de vergaderde Burgerij deeser Stad opgedragen, met alle getrouwheid zal bekleeden en daarvan niet afstaan, dan ten tijde, wanneer ik wettiglijk door de Burgerij zal ontslagen zijn.”

Frans Tusveld